Sharon de Miranda is het culinaire gezicht van BinnensteBuiten. In dit tv-programma bereidt ze gerechten voor iedereen; niet te moeilijk, wél lekker.
Haar oma is half Indonesisch, haar moeder Nederlands en haar vader Surinaams. In die mix van culturen is het niet moeilijk om “geobsedeerd” te raken door eten. Op haar negende wist Sharon al dat ze kok wilde worden. “Ik werd gelukkig van eten”, zegt ze nu. “Mijn allereerste woordje was ‘happen’.” Later zag ze Jamie Oliver op televisie en dacht ze: ‘Dat wil ik ook’. Lachend: “Eerst wilde ik nog schoonmaakster worden. Mijn oudere zus maakte daar graag gebruik van. Dan stond ze te kijken hoe ik haar kamer schoonmaakte en zei ze: ‘Nee Sharon, dat kan echt véél beter’.” Het werd dus kok. Net als Jamie voor de televisie, bij BinnensteBuiten. Sharon combineert haar tv-werk met haar werk als chef-kok in Food Forum. Dit culinaire kenniscentrum bij Almere maakt zich sterk voor een gezonde voedselvoorziening voor iedereen. Het restaurant serveert producten uit de Flevopolder, met een hoofdrol voor groenten. Speciaal hiervoor ontwikkelde Sharon het ‘Menu van de Toekomst’; lokaal, (h)eerlijk en 80 procent plantaardig.
Hiervóór werkte je samen met mensen met een verstandelijke beperking in Tante Nel, een thee- en lunchhuis. Hoe ben je in de zorg verzeild geraakt?
“Klopt, ik heb dertien jaar in de zorg gewerkt. Eerst voor Tante Truus en later voor Tante Nel. Hier kookte ik samen met de cliënten. Dat is min of meer toevallig zo gekomen. Ik werkte voor verschillende restaurants in Nederland en Curaçao. Op een zeker moment zou het drie weken duren voordat ik weer aan de slag kon. Ter overbrugging kookte ik in een clubhuis met dagbestedingscliënten; mensen met een psychiatrische achtergrond. We maakten maaltijden voor daklozen. Dat vond ik zó leuk en dankbaar om te doen, dat ik er ben blijven werken. Na drie jaar kwam Tante Truus en later Tante Nel. Sinds 2015 ben ik de chef van BinnesteBuiten en schrijf ik kookboeken. Dat bleek steeds lastiger te combineren met mijn werk in de zorg. Als je in de zorg werkt, moet je er helemaal voor kunnen gaan. Uiteindelijk moest ik zo veel ‘vrije’ dagen opnemen, dat het beter was om een keuze te maken.”
Ben je nog betrokken bij de zorg?
“Jazeker. Ik doe vrijwilligerswerk en was vanochtend nog bij de buren, een tehuis voor dementerende ouderen. Daar spraken we over de mogelijkheid om samen te koken met de bewoners. De bedoeling is dat ik voor de ondersteuning in de keuken zorg.”

‘Eten maakt gelukkig’, zeg je. Is dat iets wat je ook in de zorg hebt gemerkt?
“Ja. Laat ik het eens omdraaien. Als je niet lekker in je vel zit en je eet ‘bagger’, dan voel je je nóg slechter. Krijg je daarentegen iets lekkers én gezonds te eten, dan doet dit iets met je. Het beurt je op. Hetzelfde geldt voor werken met eten. In mijn zorgjaren zag ik de cliënten meer zelfvertrouwen krijgen. Het samen wassen, snijden, koken en serveren van eten was iets om naar vooruit te kijken. Het maakte ze trots, zelfredzaam en saamhorig. Ze gingen ook voor elkaar koken, in kookclubjes. Dit ging dan om mensen met een verstandelijke beperking, maar ik denk dat oók hulpbehoevende ouderen en mensen met Alzheimer het leuk vinden om samen te koken.”
Dit vereist dat er vers wordt gekookt, maar helaas laten de budgetten dit niet altijd toe.
“Vers is niet persé duurder dan convenience. Meestal wél lekkerder en gezonder. Toen ik in het clubhuis maaltijden maakte voor daklozen, hadden we niet meer dan één euro per persoon. Ik kwam net uit Curaçao en was gewend om met weinig te leven. Toegegeven: het zijn nu andere tijden. Duurdere tijden vooral. Maar dan nog kun je slim inkopen. Bijvoorbeeld door alleen seizoensproducten te serveren, zo veel mogelijk van lokale herkomst. Dus géén aardbeien in de winter, wel appels en peren. Probeer ook grote partijen in te kopen, zoals overschotten van boeren, ‘val-appels’ of lelijke groenten die anders worden weggegooid. Die kun je dan inzetten voor de versbeleving en als culinaire dagbesteding voor de cliënt. Het voelt goed om iets te kunnen doen, het voelt nóg beter als je iets met eten kunt doen. Met z’n allen aan een lange tafel, om uien te schillen of knoflook te pellen. Al heb je maar 200 gram nodig, wat je overhoudt kun je invriezen. Dan maak je later gewoon weer uiensoep. Het gaat om de verbinding en koken verbindt!”

Groentepannenkoekjes
Deze groentepannenkoekjes zijn verrassend en gezond. Lekker met wat knapperige sla en een frisse voorjaarsdressing, en makkelijk om te maken bovendien. Meng bloem met bakpoeder, groentebouillon en eieren in de keukenmachine en voeg dan de groenten toe: gesneden lente-uitjes, geraspte witte kool en rettich. Verhit olijfolie in de koekenpan, schep het beslag erin en bak de pannenkoekjes binnen 5 minuten goudbruin.
Uit Served 1 2023.